Een tijdje terug bakte ik kaneelbroodjes. Niets voor mij, want ik krijg zelden iets gedaan en ik hou helemaal niet van bakken. Maar dat wist ik toen nog niet.
Ik was net vanuit mijn comfortabele appartement in Rotterdam verhuisd naar een antikraakkamer in een oude school in Brielle. Het was gillend koud buiten, mijn verwarming deed het niet en ik had geen stromend water. Een van mijn nieuwe huisgenoten was ervan overtuigd dat het ’s nachts spookte op de gang.
Bakken leek me knus en na afloop kon ik mijn kaneelbroodjes op Instagram zetten
Daar zouden ze een identiteitsbevestigende hoeveelheid likes en comments vergaren. En misschien – oh droom der dromen – een re-post van Alison Roman, wiens recept ik zou gebruiken. Daarna zou ik nog veel meer bakken, duizelingwekkende Instaroem vergaren en de lancering van mijn eigen bakboek zou slechts een kwestie van tijd zijn.
Maar eerst aan de slag
Het recept bestond uit zeventien stappen en duurde vierentwintig uur. Veel zin had ik er niet meer in, maar dit is wie ik was nu. In de afwezigheid van een keukenmachine kneedde ik het deeg met de hand, wat ongeveer drie dagen duurde. Visioenen van likes, comments en Romans re-post (‘these are the best ones yet!’) hielden me op de been.
Anderhalve dag, twee woedeaanvallen en een huilbui later, trok ik het bakblik uit de oven. Ze waren prachtig.
Althans
Ze fotografeerden niet zo mooi als ik gehoopt had. En ik vond ze een beetje taai. Maar ik hou dan ook niet zo van kaneelbroodjes. Enfin, alles voor de gram, zoals men placht te zeggen en scheel van anticipatie postte ik de foto op mijn feed.
Vijfenveertig likes, acht comments, geen re-posts.